Het Eclipse-platform is gestructureerd als basisruntime-engine. Hierbij wordt een aantal extra features geïnstalleerd als plugins. Plugins leveren aanvullende functionaliteit voor het platform aan via vooraf gedefinieerde extensiepunten. De gebruikersinterface van de workbench wordt ook aangeleverd via een dergelijke plugin. Wanneer u de workbench start start u niet één Java-programma, maar activeert u een platformruntime waarmee op dynamische wijze geregistreerde plugins worden gedetecteerd en zo nodig worden gestart.
Wanneer u code wilt aanleveren om het platform mee uit te breiden, definieert u systeemextensies in uw plugin. Het platform bevat een heel scala aan extensiepunten: plaatsen met ingangen voor het platform en plaatsen waar u systeemgedrag kunt invoegen. Vanuit het perspectief van het platform gezien is uw plugin niet anders dan een van de basisplugins als het resourcebeheersysteem of de workbench zelf.
Hoe maakt u van uw code een plugin?
Het proces voor het maken van een plugin wordt elders in deze documentatie verduidelijkt aan de hand van een klassiek voorbeeld, de plugin "Hallo wereld". De bedoeling van dit voorbeeld is om u een idee te geven van de verschillen tussen de ontwikkeling van een plugin en die van een Java-toepassing. Om zo snel mogelijk een werkende plugin te bouwen, wordt deze procedure dan ook niet tot in de details behandeld. Later zullen we dieper ingaan op de extensiepunten, zien waar ze worden gedefinieerd en uitleggen hoe u in plugins extensies kunt implementeren.