Nee. JDT bevat een aantal geavanceerde voorzieningen, waaronder volledig automatische incrementele hercompilatie, codesnippet-evaluatie, codehulp, typehiërarchieën en warme codevervanging. Deze voorzieningen worden wel ondersteund door het Java-compileerprogramma van de workbench (een integraal onderdeel van het incrementele buildprogramma van JDT), maar niet door standaard Java-compileerprogramma's.
Een project bevat alleen bestanden en mappen. Het begrip 'Java-pakket' verwijst naar het klassenpad van een Java-project (in de gebruikersinterface worden pakketten in de Pakketverkenner weergegeven naar hun klassenpad). Tip: als de pakketstructuur niet overeenkomt met uw verwachtingen, dient u het klassenpad te controleren. De Java-zoekinfrastructuur functioneert alleen voor declaraties en verwijzingen van Java-elementen in het klassenpad.
Een interne resource bevindt zich in een project in de workbench en wordt derhalve ook beheerd via de workbench. Net zoals bij andere resources, kunnen via de workbench verschillende versies van deze resources worden beheerd. Een externe resource maakt geen deel uit van de workbench en kunnen slechts ter referentie worden gebruikt. Een JRE is vaak extern en erg groot, en hoeft niet te worden gekoppeld aan een VCM-systeem.
Elk Java-project 'vindt' zijn Java-bronbestanden via een of meer brontypevermeldingen in het klassenpad van het project. U gebruikt bronmappen om de pakketten van een groot project onder te verdelen in groepen of om broncode gescheiden te houden van andere bestanden in hetzelfde project. U kunt bronmappen ook gebruiken voor bestanden (documentatie, bijvoorbeeld) die niet in het buildpad opgenomen hoeven te worden.
Bibliotheken worden opgeslagen als JAR-bestanden met binaire klassenbestanden (en/of andere resources). Deze binaire klassenbestanden bevatten handtekeninggegevens voor pakketten, klassen, methoden en velden. Deze informatie volstaat om code te compileren of uit te voeren, maar bevat veel minder informatie dan de oorspronkelijke broncode. Om het gemakkelijker te maken om in binaire bibliotheken te bladeren en fouten op te sporen, is er een mechanisme om een JAR-bronbestand (of ZIP-bronbestand) te koppelen aan een binair JAR-bestand.
Als u voor uw Java-project gebruikmaakt van bronmappen, worden bij het compileren van de bronbestanden van het project ook niet-Java-resources naar de uitvoermap gekopieerd zodat deze beschikbaar zijn in het klassenpad van het programma dat wordt uitgevoerd. Als u wilt voorkomen dat bepaalde resources naar de uitvoerlocatie worden gekopieerd, kunt u een resourcefilter instellen in de voorkeuren voor het Java-compileerprogramma: Venster > Voorkeuren > Java > Compileerprogramma > Bouwen.
Gebruik bronmappen en plaats alle resources die niet naar de uitvoermap gekopieerd mogen worden, in een aparte map die niet in het klassenpad is opgenomen. U kunt ook een resourcefilter instellen in de voorkeuren voor het Java-compileerprogramma: Venster > Voorkeuren > Java > Compileerprogramma > Bouwen (bijvoorbeeld *.doc).
Dat is niet nodig. Bestanden in de hoofdmap van een bronmap of project worden beschouwd als het standaardpakket. In feite kan elke bronmap een fragment van het standaardpakket bevatten.
Herstructureren is het transformeren van een programma zonder het gedrag ervan aan te tasten. Diverse transformaties die door JDT worden ondersteund, worden beschreven in dit boek van Martin Fowler: Refactoring: Improving the Design of Existing Code (Herstructuring: de architectuur van bestaande code verbeteren), uitgeverij Addison Wesley, 1999.
Als u met behulp van het compileerprogramma wilt zoeken naar het Java-element dat overeenkomt met een bepaald bronbereik.
De Java-programmagegevens zijn niet afhankelijk van de Java-builder. Deze worden automatisch bijgewerkt wanneer u resources wijzigt of Java-bewerkingen uitvoert. Met name alle functionaliteit van de Java-tools (zoals typehiërarchieën, codehulp, zoeken) verandert niet wanneer Auto-build uitgeschakeld is. Ook als u grote structuurwijzigingen uitvoert waarvoor de builders moeten worden uitgeschakeld, kunt u nog steeds de codehulp gebruiken. De codehulp weerspiegelt altijd de laatste wijzigingen (ook als deze nog niet in de build zijn doorgevoerd). Buiten het starten van programma's (het uitvoeren van en fouten opsporen in programma's) is de Java-builder verder alleen vereist voor het evalueren van codefragmenten.
De interne status van een bestand wordt opgeslagen bij het afsluiten van de workbench. Bij het maken van de eerste build nadat het project opnieuw is geopend, wordt de interne status door het incrementele Java-projectbuildprogramma hersteld. Wanneer het een groot bestand betreft, ervaart de gebruiker dit als een ongebruikelijke vertraging.
Controleer of het buildklassenpad correct is ingesteld. Bij het ontwikkelen van Java-programma's is het van groot belang dat u het buildklassenpad correct instelt. Zonder het juiste buildpad kunt u de code niet compileren. Bovendien kunt u dan de typehiërarchieën voor Java-elementen niet doorzoeken of bekijken.
Deselecteer het vakje Automatisch bouwen op de voorkeurenpagina
Algemeen > Werkgebied.
Druk op Ctrl+B of klik op Project > Alles bouwen op de menubalk om het buildproces handmatig uit te voeren.
Hint: als u "Automatisch bouwen" uitschakelt om handmatig te bouwen, kunt u ook het vakje Automatisch opslaan vóór bouwen op de voorkeurenpagina
Algemeen > Werkgebied.
Klik (nogmaals) op de werkbalkknop Alleen bron van geselecteerd element weergeven om deze functie uit te schakelen.
Ja, u kunt uitsluitingsfilters gebruiken om geneste bronmappen te maken.
Ja. Hiertoe moet u het selectievakje Uitvoermappen voor bronmappen toestaan inschakelen op de eigenschappenpagina van uw Java-project (Java-buildpad > Bron).
Ja, u kunt een gekoppelde map maken die verwijst naar de gewenste locatie, en die map gebruiken als bron- of uitvoermap in uw Java-project.