Fouten in programma's opsporen
In deze sectie leert u fouten in een Java-programma op te sporen.
- Dubbelklik in het Java-perspectief van de Pakketverkenner op junit.samples.VectorTest.java
om dit item te openen in een editor.
- Plaats de cursor op de verticale lineaal aan de linkerkant van het
editorgebied op de volgende regel in de methode setUp():
fFull.addElement (new Integer(1));
.
Dubbelklik op de lineaal om een onderbrekingspunt in te stellen.
Het pictogram van het onderbrekingspunt geeft de status ervan aan. Een normaal
blauw pictogram geeft aan dat het onderbrekingspunt is ingesteld, maar nog niet
geïnstalleerd is.
Opmerking: als de klasse eenmaal door de Java-VM is geladen, wordt het onderbrekingspunt geïnstalleerd en wordt het pictogram van het onderbrekingspunt afgebeeld met een vinkje.
- Selecteer in de view Pakketverkenner het pakket junit.samples en kies vervolgens 'Fouten opsporen als' en 'Java-toepassing'. Wanneer u een programma vanuit een pakket uitvoert, wordt u gevraagd om een type te kiezen uit alle klassen in het pakket met de methode
main
method.
- Selecteer het item VectorTest in het dialoogvenster, en klik vervolgens op OK.
- Het programma wordt uitgevoerd totdat het onderbrekingspunt is bereikt. Vervolgens wordt de verwerking onderbroken en wordt u gevraagd of u het perspectief Fouten opsporen wilt openen. Klik op Ja.
Het proces is echter nog steeds actief (niet beëindigd) in de view Fouten opsporen. Andere threads kunnen intussen gewoon worden uitgevoerd.
Opmerking: het onderbrekingspunt wordt nu afgebeeld met een vinkje omdat de klasse VectorTest in de Java-VM geladen is.
- Selecteer
new Vector()
vanaf de regel boven het ingestelde onderbrekingspunt in het perspectief Fouten opsporen van de editor, en selecteer vervolgens Inspect in het voorgrondmenu.
- De expressie wordt geëvalueerd in de context van het huidige stackframe,
en er verschijnt een voorgrondvenster met de resultaten. U kunt een resultaat naar
de view Expressies overbrengen door op de toetsenkoppeling te drukken die in dit venster wordt weergegeven.
- Expressies die u evalueert tijdens het opsporen van fouten in een programma, worden in deze view
weergegeven. Als u een expressie wilt verwijderen nadat u ermee hebt gewerkt, selecteert u de
expressie en kiest u Verwijderen in het voorgrondmenu.
- In de view Variabelen (beschikbaar op een tabblad naast de view Expressies) worden de waarden van de variabelen in het geselecteerde
stackframe weergegeven. Vouw de structuur this.fFull in de view Variabelen uit totdat u elementCount ziet.
- De variabelen (zoals elementCount) in de view Variabelen veranderen wanneer u VectorTest doorloopt in de view Fouten opsporen. Om de code te doorlopen, klikt u op Stap over (
).
De verwerking wordt voortgezet op de volgende regel in dezelfde methode of, als het einde van de methode is bereikt, in de methode waarvandaan de huidige methode is aangeroepen.
- Experimenteer ook eens met de andere stapknoppen (zoals Stap in
en
Stap uit
) om de code te doorlopen. Let op de verschillen in staptechnieken.
- U kunt een foutopsporingssessie beëindigen door het programma tot het einde toe uit te voeren (te voltooien) of door het programma te beëindigen.
- U kunt doorgaan met het stapsgewijs uitvoeren van de code met behulp van de Stap-knoppen totdat het programma is voltooid.
- Klik op Hervatten (
) als u
het programma wilt uitvoeren tot aan het volgende onderbrekingspunt of totdat het programma is voltooid.
- Klik op Beëindigen in het voorgrondmenu van het proces van het programma
in de view Fouten opsporen als u het programma wilt beëindigen.

Onderbrekingspunten
Fouten opsporen op afstand
Lokaal fouten opsporen

Onderbrekingspunten toevoegen
De verwerking van onderbroken threads hervatten
Uitvoeren en fouten opsporen
Threads onderbreken

Voorkeuren voor foutopsporing
De view Fouten opsporen
Menu-acties uitvoeren
Werkbalkacties uitvoeren en fouten in werkbalkacties opsporen
View Onderbrekingspunten
De view Console
View Weergave
View Expressies
View Variabelen