Fouten in programma's opsporen

Wanneer u een startconfiguratie voor het uitvoeren van een programma definieert, kunt u opgeven welke werkstanden (uitvoeren, fouten opsporen, profileren enzovoort) door uw programma worden ondersteund. Als u de werkstand voor het opsporen van fouten wilt ondersteunen, moet u een foutopsporingsmodel en een interface implementeren waarmee gebruikers interactief met uw programma kunnen werken tijdens de foutopsporing. Het kernplatform biedt de volgende ondersteuning voor foutopsporing:

De plugin voor de foutopsporingsgebruikersinterface biedt een framework voor weergave van uw foutopsporingsmodel in de gebruikersinterface. De plugin bevat ook utility-klassen voor het implementeren van veelvoorkomende taken in de gebruikersinterface.

Omdat het moeilijk is om algemene foutopsporingsprocedures tot in de details te beschrijven, evalueren we het platformfoutopsporingsmodel en de gebruikersinterfaceklassen vanuit het perspectief van het Java-foutopsporingsprogramma.

Zie How to Write an Eclipse Debugger voor een stapsgewijze procedure voor het maken van een foutopsporingsprogramma met een eenvoudige PDA-assemblytaal (Push Down Automata) als voorbeeld.