Invoerdialoogvenster voor processoropties

U kunt het invoerdialoogvenster voor processoropties openen via de voorkeuren voor annotatieverwerking. U kunt er opties in toevoegen of bewerken.

De opties die u hier opgeeft, zijn beschikbaar voor de processors via de interface AnnotationProcessorEnvironment. Elke optie wordt op twee manieren aangeduid: als sleutel/waarde-paar en als gecombineerde sleutel in de opdrachtregelsyntaxis, namelijk "-Asleutel=waarde". Een optie met de sleutel "foo" en de waarde "bar" zou bijvoorbeeld zo worden afgebeeld en als sleutel "-Afoo=bar" met waarde null.

Optiewaarden die paden aanduiden, mogen met een procentteken beginnen, zoals in %FOO%/. Als het teken de naam van een klassenpadvariabele is, wordt het tijdens de uitvoering van de processor vervangen door de huidige waarde van de variabele. De speciale waarde ROOT geeft het absolute pad van het werkgebied aan. Zo komt %ROOT%/foo/bar.xml overeen met d:/mijn_werkgebied/foo/bar.xml en is %JRE_LIB%/rt.jar gelijk aan c:/jdk1.5.0/lib/rt.jar. De speciale waarde PROJECT.DIR geeft verder het absolute pad van het huidige project aan.

Bepaalde opties worden automatisch ingesteld. Als u deze in dit dialoogvenster opgeeft, worden ze genegeerd omdat de automatisch verstrekte waarden voorrang krijgen. Een uitleg van de automatische opties vindt u hier.