Geavanceerde opties instellen

  1. Voer de procedure voor het maken van een JAR-bestand uit, maar klik tijdens de laatste stap opVolgende om door te gaan naar de pagina JAR-pakketopties.
  2. Als u de JAR-bestandsbeschrijving wilt opslaan, schakelt u het selectievakje Beschrijving van deze JAR opslaan in het werkgebied in.
  3. Het compileerprogramma kan altijd CLASS-bestanden genereren, zelfs als de broncode fouten bevat. U kunt ervoor kiezen om CLASS-bestanden (niet bronbestanden) met compileerfouten uit te sluiten. Deze bestanden worden op het einde gemeld, als de rapportagefunctie ingeschakeld is.
  4. Desgewenst kunt u ook CLASS-bestanden (niet bronbestanden) met compileerwaarschuwingen uitsluiten. Deze bestanden worden op het eind gemeld.
    Opmerking: hierbij worden CLASS-bestanden met compileerfouten niet automatisch uitgesloten.
  5. Schakel het selectievakje Bronmappenstructuur maken als u het bronmappad in de code wilt opnemen.
  6. Schakel het selectievakje Projecten opbouwen als deze niet automatisch zijn opgebouwd in als u bij het exporteren een build wilt maken voordat het JAR-bestand wordt gemaakt.
  7. Klik op Voltooien om het JAR-bestand onmiddellijk te maken of klik op Volgende als u het standaardmanifest wilt wijzigen.

Verwante concepten

JDT (Java Development Tools)

Verwante taken

Een nieuw JAR-bestand maken
Het manifest van het JAR-bestand definiëren

Verwante onderwerpen

JAR-bestand exporteren