Tips en trucs (JDT)

Bewerken Herstructureren Navigeren Zoeken Views Diversen Foutopsporing

Broncode bewerken

Contenthulp Met contenthulp beschikt u over een lijst met aanvullingen die ter suggestie worden aangeboden voor gedeeltelijk ingevoerde tekenreeksen. Druk in de Java-editor op Ctrl+spatiebalk of ga naar Bewerken > Contenthulp.

Contenthulp selecteren

Contenthulp in Javadoc-commentaar Contenthulp is ook beschikbaar in Javadoc-commentaar.

Contenthulp voor Javadoc-commentaar

Typen onderdrukken in contenthulp U kunt voorkomen dat bepaalde typen worden afgebeeld in contenthulp door een typefilter te configureren via de voorkeurenpagina Voorkeurenpagina Typefilters openen Java > Presentatie > Typefilters. Typen die met een van deze filterpatronen overeen komen, worden niet afgebeeld in het dialoogvenster 'Type openen' en zijn niet beschikbaar in contenthulp, snelfix en 'Imports organiseren'. De filterpatronen zijn niet van invloed op de views Pakketverkenner en Hiërarchie.

Voorkeurenpagina Typefilters

Contenthulp voor aanvullingen van variabelen, methodeparameters en veldnamen Contenthulp kan u helpen het maken van velden, methodeparameters en lokale variabelen te versnellen. Plaats de cursor achter de typenaam van een declaratie en ga naar Bewerken > Contenthulp of druk op Ctrl+spatiebalk.

Suggesties voor veldnamen

Als u een naamprefix of -suffix voor velden wilt gebruiken, moet u dit aangeven op de voorkeurenpagina Voorkeurenpagina Codestijl openen Java > Codestijl.

Parameterhints Als de cursor zich in een methode-argument bevindt, kunt u een lijst met parameterhints opvragen. Druk in de Java-editor op Ctrl+Shift+spatiebalk of ga naar Bewerken > Parameterhints.

Parameterhint in voorgrondinfo

Contenthulp voor anonieme klassen Contenthulp is ook beschikbaar bij het maken van anonieme klassen. Plaats de cursor na het haakje-openen van de declaratie van een klasse-instance en ga naar Bewerken > Contenthulp of druk op Ctrl+spatiebalk.

Contenthulp voor een anonieme klasse

Zo wordt de inhoud van de anonieme subklasse gemaakt, met inbegrip van alle methoden die moeten worden geïmplementeerd.
Vervangen of invoegen met contenthulp Als u contenthulp oproept voor bestaande ID's, kan het oorspronkelijke ID worden vervangen of de geselecteerde aanvulling worden ingevoegd. Het standaardgedrag (overschrijven of invoegen) kunt u definiëren op de voorkeurenpagina Voorkeurenpagina Contenthulp openen Java > Editor > Contenthulp.
U kunt het standaardgedrag tijdelijk omzeilen door Ctrl ingedrukt te houden tijdens het selecteren van de aanvulling.
Hulp voor incrementele content Standaard worden algemene prefixen automatisch ingevoegd (vergelijkbaar met de Unix-shelluitbreiding). Als u dat niet wilt, wijzigt u deze instelling op de voorkeurenpagina Voorkeurenpagina Contenthulp openen Java > Editor > Contenthulp.
Contenthulp op maat Nieuw in 3.2 Als u contenthulp herhaaldelijk aanroept (Ctrl+spatiebalk), doorloopt u de verschillende suggestiecategorieën.

Contenthulp met nieuwe sjabloonsuggesties voor methoden

U kunt de categorieën selecteren die moeten worden afgebeeld via de voorkeurenpagina Voorkeurenpagina Contenthulp openen Java > Editor > Contenthulp > Geavanceerd.

Bovendien kunt u afzonderlijke toetskoppelingen toewijzen aan de suggestiecategorieën die u het meest gebruikt.

Getters en setters maken U kunt getters en setters maken voor een veld door de declaratie van het veld te selecteren en Bron > Getters en setters genereren te kiezen.

Dialoogvenster voor genereren van getters en setters

Als u een naamprefix of -suffix wilt gebruiken, moet u dit aangeven op de voorkeurenpagina Voorkeurenpagina Codestijl openen Java > Codestijl.
Contenthulp bij het maken van getters en setters U kunt getters en setters ook maken met contenthulp. Plaats de cursor in de type-inhoud tussen leden en druk op Ctrl+spatiebalk om de suggesties op te vragen waarmee u een getter of setter kunt maken.
Contenthulp bij het maken van een setter
Aan een veld gekoppelde getters en setters wissen Als u een veld uit een view wist, kan Eclipse u vragen of u de bijbehorende getters en setters wilt wissen. Als u een naamprefix of -suffix voor velden wilt gebruiken, moet u dit aangeven op de voorkeurenpagina Voorkeurenpagina Codestijl openen Java > Codestijl.
Gemachtigde methoden maken U kunt een gemachtigde methode voor een veld maken door de declaratie van het veld te selecteren en Bron > Gemachtigde methoden genereren te kiezen. Zo worden de geselecteerde methoden toegevoegd aan het type waarin gemachtigde methoden worden aangeroepen. Een voorbeeld van een gemachtigde methode:
Voorbeeld van een gemachtigde methode
hashCode() en equals()
Nieuw in 3.2
U kunt de methoden hashCode() en equals() maken door Bron > hashCode() en equals() genereren te kiezen.

Dialoogvenster hashCode() en equals() genereren

Sjablonen gebruiken voor het maken van methoden U kunt een nieuwe sjabloon met een methodestub definiëren via de voorkeurenpagina Voorkeurenpagina Sjablonen openen Java > Editor > Sjablonen. Sjablonen worden samen met de suggesties van contenthulp (Ctrl+spatiebalk) afgebeeld.
U kunt ook kiezen uit bestaande sjablonen, zoals 'private_method', 'public_method' en 'protected_method'.
Gebruik de toets Tab om tussen de in te voeren waarden te navigeren (retourtype, naam en argumenten).

Contenthulp met sjabloonsuggesties voor nieuwe methoden

Nieuwe methoden maken met een snelfix Begin met de methode-aanroep en gebruik Snelfix (Ctrl+1) om de methode te maken.

Snelfix voor maken van methode

De handtekening van een methode wijzigen met een snelfix Voeg een argument toe aan een methode-aanroep. Gebruik vervolgens Snelfix (Ctrl+1) om de benodigde parameter aan de methodedeclaratie toe te wijzen.

Snelfix voor wijzigen van handtekening

Contenthulp bij het maken van constructorstubs Op de plaats waar u de nieuwe constructor wilt toevoegen, kunt u contenthulp gebruiken nadat u de eerste letters van de constructornaam hebt getypt.
Constructor maken met contenthulp
Nieuwe velden maken van parameters Hebt u nieuwe velden nodig voor het opslaan van de argumenten die in de constructor zijn doorgegeven? Gebruik Snelfix (Ctrl+1) voor een parameter om de toewijzing en de velddeclaratie te maken en Eclipse een naam te laten kiezen op basis van de voorkeuren voor de codestijl.
Snelfix voor toewijzen van parameter aan nieuw veld
Contenthulp bij het vervangen van methoden In het type activeert u contenthulp (Ctrl+spatiebalk) op de locatie waar de methode moet worden toegevoegd. Alle vervangbare methoden worden door contenthulp aangeboden. De inhoud van de geselecteerde methode wordt gemaakt.

Contenthulp 'Methode vervangen'

Niet-geïmplementeerde methoden toevoegen met een snelfix U kunt een nieuwe interface implementeren door de declaratie 'implements' eerst toe te voegen aan het type. Ook als het project niet opgeslagen of gebouwd is, wordt door de Java-editor aangegeven dat methoden ontbreken, doordat het type wordt onderstreept en de snelfixaanduiding wordt afgebeeld. Klik op het lampje of druk op Ctrl+1 (Bewerken > Snelfix) om de niet-geïmplementeerde methoden toe te voegen of de klasse abstract te maken.

Snelfixsuggestie 'Niet-geïmplementeerde methoden toevoegen'

Methoden vervangen met een basisklasse U kunt als volgt een methode maken die een methode vervangt vanuit een basisklasse:
Selecteer het type waar de methode moeten worden toegevoegd en ga naar Bron > Methoden vervangen/implementeren. Zo wordt een dialoogvenster geopend waarin u de methoden kunt kiezen die u wilt vervangen.

Dialoogvenster Methode
vervangen/implementeren

Een type maken op basis van een codefragment
Nieuw in 3.2
U kunt een codefragment met een Java-type rechtstreeks in een pakket of bronmap plakken om een nieuwe compilatie-eenheid te maken. Kopieert u bijvoorbeeld deze broncode:
package pack;
   public class HelloWorld {
      public static void main(String[] args) {
        System.out.println("Hallo wereld");
    }
}
Selecteer vervolgens een bronmap in de Pakketverkenner en druk op Ctrl+V (Bewerken > Plakken). Nu worden automatisch het pakket 'pack' en het bestand 'HelloWorld.java' met de gekopieerde code gemaakt.
Hernoemen in bestand U kunt de snelfix 'Hernoemen in bestand' gebruiken om een snelle naamwijziging door te voeren waarvoor geen volledige analyse van dependency's in andere bestanden nodig is. Plaats de cursor in de Java-editor in het ID van een variabele, methode of type en druk op Ctrl+1 (Bewerken > Snelfix).
De editor schakelt over naar de gekoppelde bewerkingswerkstand (zoals sjablonen) en wijzigingen aan het ID worden ook toegepast op andere verwijzingen naar de variabele, de methode of het type.

Meerdere ID's wijzigen met de snelfix 'Lokale variabele hernoemen'

U kunt bovendien de toetskoppeling Ctrl+2, R gebruiken. Op de voorkeurenpagina Voorkeurenpagina Toetsen openen Algemeen > Toetsen kunt u sneltoetsen configureren (in de categorie Bron).
Uitzonderingen afhandelen met een snelfix Verworpen uitzonderingen kunnen eenvoudig worden afgehandeld. Niet-afgehandelde uitzonderingen worden tijdens het typen herkend en in de editor geaccentueerd door een rode streep.
  • Klik op het lampje of druk op Ctrl+1 om de aanroep in een try/catch-blok te plaatsen. Als u meer instructies in het try-blok wilt opnemen, selecteert u de instructies en kiest u Bron > Omgeven met > Try/catch-blok. U kunt ook afzonderlijke instructies selecteren via Bewerken > Selectie uitbreiden met en vervolgens Insluitend element, Volgend element of Vorig element.
  • Als de aanroep al in een try/catch-blok geplaatst is, zal in een snelfix worden aangeboden het catch-blok aan het bestaande blok toe te voegen.
  • Als u de uitzondering niet wilt afhandelen, kunt u met een snelfix een nieuwe verworpen uitzondering toevoegen aan de insluitende methodedeclaratie.

Snelfixsuggesties voor een niet-afgevangen uitzondering

U kunt catch-blokken wanneer u wilt naar verworpen uitzonderingen converteren. Druk op Ctrl+1 (Bewerken > Snelfix) in een catch-blok.

Snelfix voor vervangen van catch-clausule door throws-clausule

Minder typen voor toewijzingen Begin met het typen van de expressie die wordt toegewezen en niet de toewijzing.

Snelhulp voor toewijzen van instructie aan lokale variabele

Druk vervolgens op Ctrl+1 (of ga naar Bewerken > Snelfix) en kies Instructie toewijzen aan nieuwe lokale variabele om een door de snelfix gekozen variabelenaam in te stellen.
Toewijzen met een snelhulp
Minder werk met cast-expressies Besteed niet te veel tijd aan het typen van omzettingen. U kunt ze eerst negeren en vervolgens toevoegen met een snelfix nadat u klaar bent met de instructie.

Voorbeeld voor toewijzingen:
Cast toevoegen in toewijzing
Of voor methode-argumenten:
Cast toevoegen voor methode-argument
Of voor doelen van methode-aanroepen:
Cast toevoegen in aanroepdoel van methode

Een cast-expressie toewijzen
Na een instanceof-controle is het gebruikelijk de expressie om te zetten en deze aan een nieuwe lokale variabele toe te wijzen. Roep de snelfix (Ctrl+1) op voor het instanceof-sleutelwoord om uzelf enig typwerk te besparen:
Snelfix voor introduceren van nieuwe lokale variabele met gecast type
Meer snelhulp
Raadpleeg de pagina snelhulp voor een volledige lijst van beschikbare codetransformaties. Enkele voorbeelden:
  • if-instructies omkeren
  • 'switch' naar 'if-else' converteren
  • 'if-else' vervangen door een voorwaarde
    en meer...
Een lijst met snelfixen vindt u hier.
Toetscombinaties voor snelfixen en snelhulp
Bepaalde veelgebruikte snelhulpopdrachten als Hernoemen in bestand en Toewijzen aan lokale variabele kunt u direct oproepen met Ctrl+2, R en Ctrl+2, L. Op de voorkeurenpagina Voorkeurenpagina Toetsen openen Algemeen > Toetsen vindt u meer snelfixen die rechtstreeks kunnen worden aangeroepen.

Voorkeurenpagina Toetsen met sneltoetsen voor snelhulp

Regels omgeven Als u instructies wilt omgeven met een if-/while/for-instructie of een blok, selecteert u de gewenste regels en kiest u Bron > Omgeven met of drukt u op Alt+Shift+Z.

Snelfixsjablonen 'Omgeven met'

De items in het menu worden afgeleid van de normale editorsjablonen: alle sjablonen met de variabele ${line_selection} worden in het menu weergegeven.

U kunt sjablonen configureren op de voorkeurenpagina Voorkeurenpagina Sjablonen openen Java > Editor > Sjablonen. Bewerk de bijbehorende sjablonen om de resultaatcode aan te passen of definieer uw eigen sjablonen voor 'omgeven met'.
Zelf sjablonen maken Als u zelf sjablonen wilt maken, gaat u naar de voorkeurenpagina Voorkeurenpagina Sjablonen openen Java > Editor > Sjablonen en klikt u op de knop Nieuw om een sjabloon samen te stellen. Een sjabloon om een array achterwaarts te doorlopen kan er bijvoorbeeld zo uitzien:

Sjabloon voor doorlopen

Argumentnamen automatisch invoegen met codehulp Argumentnamen kunnen automatisch door codehulp worden ingevoegd bij het aanvullen van methoden. U kunt dit gedrag aanpassen via de voorkeurenpagina Voorkeurenpagina Contenthulp aanpassen Java > Editor > Contenthulp (selectievakje Argumentnamen invullen bij aanvullen). Voorbeeld: U selecteert hier het tweede item:

contenthulp

Contenthulp zal automatisch argumentnamen invoegen:

ingevoegde argumentnamen door contenthulp

U kunt vervolgens op de toets Tab drukken om de ingevoegde namen te doorlopen.

Verder kunnen argumentnamen door contenthulp worden geschat op basis van de gedeclareerde typen. U kunt deze optie instellen met het selectievakje Ingevulde argumentnamen schatten op de voorkeurenpagina Voorkeurenpagina Contenthulp openen Java > Editor > Contenthulp.

Type-argumenten automatisch invoegen
Het inschakelen van Argumentnamen invullen bij aanvullen op de voorkeurenpagina Voorkeurenpagina Contenthulp openen Java > Editor > Contenthulp is ook handig als u met geparametriseerde typen werkt in J2SE 5.0.
Contenthulp voor een geparametriseerd type
Resultaat:
Door contenthulp geschat en ingevoegd type-argument
Omgevende instructies verwijderen Als u een omgevende instructie of een omgevend blok wilt verwijderen, plaatst u de cursor bij het haakje-openen of het haakje-sluiten en drukt u op Ctrl+1 (Bewerken > Snelfix).

Snelhulp voor verwijderen van omgevende instructie

Spellingscontrole voor woorden In de Java-editor kunt u ondersteuning voor spellingscontrole inschakelen via de voorkeurenpagina Voorkeurenpagina Spelling openen Algemeen > Editors > Teksteditors > Spelling. Spelfouten worden afgebeeld in de Java-editor en bijbehorende snelfixen zijn beschikbaar:

Suggestie van de spellingcontrole

Het woordenboek kan ook beschikbaar worden gesteld voor de contenthulp. Bij Eclipse wordt geen woordenboek geleverd. Plaats alle woorden in het woordenboek op een nieuwe regel. Met een snelfix kunt nieuwe woorden direct toevoegen. Woordenboekbijdragen stellen wij op prijs.

Gestructureerde selecties U kunt Java-code snel syntactisch selecteren met de feature Gestructureerde selectie.
Selecteer de tekst en druk op Alt+Shift+pijl omhoog of ga naar Bewerken > Selectie uitbreiden met > Insluitend element op de menubalk. De selectie wordt nu uitgebreid met het kleinst mogelijke Java-syntaxiselement dat de selectie bevat. Voer de actie opnieuw uit om de selectie verder uit te breiden.
Bijbehorende haakjes zoeken U kunt bijbehorende haakjes zoeken door een haakje-openen of een haakje-sluiten te selecteren en op Ctrl+Shift+P te drukken of naar Navigeren > Ga naar > Bijbehorende haakje te gaan. Ook kunt u dubbelklikken vóór een haakje-openen of achter een haakje-sluiten om de tekst tussen de twee haakjes te selecteren.

Tekst tussen twee haakjes selecteren met dubbelklikken

Slimme Javadoc Typ '/**' en druk op Enter. Een Javadoc-commentaarstub met de standaardtags @param, @return en @exception wordt toegevoegd.

Resultaat van 'slimme' Javadoc

De sjablonen voor het nieuwe commentaar kunt u configureren op de voorkeurenpagina Voorkeurenpagina Codesjablonen openen Java > Codestijl > Codesjablonen.
Alleen bron van geselecteerd element afbeelden Klik op de werkbalkknop Alleen bron van geselecteerd element afbeelden Alleen bron van geselecteerd element afbeelden om een gesegmenteerde weergave van de compilatie-eenheid weer te geven. Als de optie is ingeschakeld, toont de Java-editor alleen het element (bijvoorbeeld een methode) die in de view Overzicht of Hiërarchie is afgebeeld. Anders wordt de volledige compilatie-eenheid getoond.
Een eerdere editie van een methode terugzetten uit de lokale historie Tijdens het bewerken van een bestand worden eerdere versies van het bestand bewaard in de lokale historie. De lokale historie is beschikbaar voor Java-elementen, zodat u niet per se hoeft terug te keren naar een eerdere versie van het volledige bestand maar bijvoorbeeld alleen naar één methode.

Selecteer een element (bijvoorbeeld in de view Overzicht) en ga naar Vervangen door > Lokale historie om een eerdere versie van het element terug te zetten.

Vervangen uit lokale historie

Verwijderde methoden herstellen met de lokale historie Tijdens het bewerken van een bestand worden eerdere versies van het bestand bewaard in de lokale historie. De lokale historie is beschikbaar voor Java-elementen, zodat u verwijderde methoden selectief kunt herstellen.

Selecteer een container (bijvoorbeeld in de view Overzicht) en kies Herstellen uit lokale historie om verwijderde leden terug te zetten.

Herstellen uit lokale historie

Aanpasbare codegenerering Via de voorkeurenpagina Voorkeurenpagina Codesjablonen openen Java > Codestijl > Codesjablonen kunt u gegenereerde code en commentaar aanpassen op vergelijkbare wijze met normale sjablonen. De codesjablonen worden gebruikt bij het genereren van code.

Voorkeurenpagina Codesjablonen

Vanaf 3.1 is het mogelijk projectspecifieke codesjablonen op te geven. Als het project gedeeld is, worden de sjablonen bovendien gedeeld met het team. Via de eigenschappen van het project kunt u projectspecifieke instellingen opgeven.
Commentaar toevoegen aan de code Commentaar kunt u expliciet toevoegen via Bron > Elementcommentaar genereren (Alt+Shift+J) of automatisch via diverse wizards, herstructureringen of snelfixen.
Op de voorkeurenpagina Voorkeurenpagina Codesjablonen openen Java > Codestijl > Codesjablonen kunt u commentaarsjablonen configureren.
U kunt de automatische generering van commentaar in- of uitschakelen via de wizard (bijvoorbeeld met het vakje Commentaar genereren in de wizards voor nieuwe Java-typen) of met het vakje Nieuw commentaar voor nieuwe methoden en typen automatisch toevoegen op de voorkeurenpagina Voorkeurenpagina Codestijl openen Java > Codestijl.
Alle instellingen kunnen ook afzonderlijk voor projecten worden geconfigureerd. Via de eigenschappen van het project kunt u projectspecifieke instellingen opgeven.
Leden sorteren U kunt de leden van een compilatie-eenheid sorteren op basis van categorieën die op de voorkeurenpagina Voorkeurenpagina Sorteervolgorde van leden openen Java > Presentatie > Sorteervolgorde van leden kunnen worden gedefinieerd.
De actie kan worden gestart via Bron > Leden sorteren.
Tekstterugloop voor tekenreeksen Tijdens het bewerken van tekenreeksliteralen kunt u deze splitsen en naar de volgende regel brengen. Voorbeeld:
String message= "Dit is een erg lang bericht.";

Plaats de cursor achter het woord "erg" en druk op Enter. De code wordt automatisch gewijzigd in:

String message= "Dit is een erg" +
           " lang bericht.";

U kunt dit gedrag aanpassen via de voorkeurenpagina Voorkeurenpagina Typen openen Java > Editor > Typen.

Slim typen (configureren) De slimme typvoorzieningen van de Java-editor maken het u gemakkelijk. U kunt de voorzieningen configureren via de voorkeurenpagina Voorkeurenpagina Typen openen Java > Editor > Typen.

Voorkeuren voor typen in de Java-editor

Als u de optie Puntkomma's onder Automatisch invoegen op juiste positie inschakelt, wordt bij het typen van een puntkomma de cursor automatisch aan het einde van de instructie geplaatst voordat de puntkomma wordt ingevoegd. Zo hoeft de cursor niet extra te worden verplaatst.
Deze automatische plaatsing kan ongedaan worden gemaakt door meteen na het invoegen op Backspace te drukken.

Code laten inspringen met één toetsaanslag De feature Bron > Inspringing corrigeren of Ctrl+I is handig.
Selecteer de code waar de inspringing onjuist is en voer de actie uit.

Als u niets hebt geselecteerd, wordt de huidige regel ingesprongen.

Voorgrondmenu's voor bron- en herstructureringsacties U kunt de herstructurerings- en bronacties uitvoeren via een voorgrondmenu. Selecteer het element waarop u de actie wilt uitvoeren in de Java-editor of een andere Java-view en druk op Alt+Shift+S voor het voorgrondmenu met broncode-acties, Alt+Shift+T voor het voorgrondmenu met herstructureringsacties of Alt+Shift+Z voor het voorgrondmenu met acties voor 'Omgeven met'.

Menu voor snelle herstructurering

Ongebruikte code zoeken Het Java-compileerprogramma herkent niet-bereikbare code, niet-gebruikte variabelen, parameters, imports en niet-gebruikte besloten typen, methoden en velden. U vindt de instelling op de voorkeurenpagina Voorkeurenpagina Fouten/Waarschuwingen openen Java > Compileerprogramma > Fouten/Waarschuwingen (of in de projectspecifieke instellingen via Project > Eigenschappen > Java-compileerprogramma > Fouten/Waarschuwingen).

Voorkeuren voor het compileerprogramma

Deze instellingen worden ook tijdens het typen herkend. Voor het verwijderen van de niet-benodigde code is een snelfix beschikbaar.
Verwerken van Javadoc-commentaar Het Java-compileerprogramma van Eclipse kan Javadoc-commentaar verwerken. Verwijzingen in documentatiecommentaar worden door zoekopdrachten gerapporteerd en de verwijzingen worden door herstructureringen ook bijgewerkt. U vindt deze instelling op de voorkeurenpagina Voorkeurenpagina Javadoc openen Java > Compileerprogramma > Javadoc (of in de projectspecifieke instellingen via Project > Eigenschappen > Java-compileerprogramma > Javadoc).

Voorkeuren voor Javadoc

Als de optie is ingeschakeld, wordt onjuist Javadoc-commentaar gemarkeerd in de Java-editor en kunt u problemen verhelpen via Bewerken > Snelfix (Ctrl+1):

Vastgestelde problemen in Javadoc

Waarschuwingen onderdrukken Vanaf J2SE 5.0 kunt u alle optionele waarschuwingen van het compileerprogramma onderdrukken door middel van de annotatie SuppressWarnings.
In het onderstaande voorbeeld wordt de methode addAll() als niet-gebruikt gemarkeerd. Met Snelfix (Ctrl+1) kunt u de annotatie SuppressWarnings toevoegen, zodat de waarschuwing niet wordt afgebeeld voor deze methode.
Snelfix voor het toevoegen van de annotatie SuppressWarnings
Wizard Opschonen
Nieuw in 3.2
De wizard Opschonen helpt bij het gelijktijdig corrigeren van meerdere problemen en creëert een codestijl.
U kunt bijvoorbeeld:
  • Alle for-lussen waar mogelijk naar verbeterde for-lussen converteren
  • Alle vervangende methoden in een heel project van de annotatie @Override voorzien
Verder helpt de wizard bij het converteren van met Java 1.4 compatibele code naar Java 5.0.

Afbeelding van wizard Opschonen

Selecteer een project, pakket of bestand en kies Bron > Opschonen... om de wizard te starten.

Herstructureren

Herstructureringen in een script opnemen
Nieuw in 3.2
De meeste herstructureringen van JDT kunnen zowel op interactieve wijze als door middel van een herstructureringsscript worden uitgevoerd.

U kunt een script aan de hand van de herstructureringshistorie maken via Herstructureren > Script maken...

Vervolgens kunt u het script op een willekeurig werkgebied toepassen via Herstructureren > Script toepassen...

Scripts kunnen van pas komen in verschillende situaties, zoals het automatisch corrigeren van API-wijzigingen die de functionaliteit tussen softwarelagen verbreken of het verstrekken van patches met uitgebreide semantica.
Betrouwbare generering van JAR-bestanden
Nieuw in 3.2
Wanneer u een JAR-bestand uit het werkgebied exporteert, kunt u in de wizard JAR-export herstructureringsgegevens in het JAR-bestand opnemen.

Ga naar Bestand > Exporteren... en selecteer JAR-bestand. Selecteer Herstructureringen voor geselecteerde projecten exporteren op de eerste pagina van de wizard JAR-export. Klik op de link om de gewenste herstructureringen te selecteren.

Vervolgens kan op clients een oude versie van het JAR-bestand naar een nieuwe versie worden gemigreerd door middel van de herstructurering Herstructureren > JAR-bestand migreren... Bij deze herstructurering wordt automatisch alle afhankelijke code van de oude versie van het JAR-bestand bijgewerkt naar de nieuwe versie van het JAR-bestand.

Zoeken

Variabelen opsporen en de toegang tot variabelen opvragen U kunt variabelen opsporen en de lees- en/of schrijftoegang opvragen door een ID te selecteren (variabele, methode, typeverwijzing of declaratie) en de opdracht Zoeken > Voorvallen in bestand uit te voeren. Zo worden alle posities van dit ID in hetzelfde bestand geaccentueerd. De resultaten worden ook afgebeeld in de view Zoeken en pictogrammen duiden aan of de variabele alleen-lezen is.

Lees- en/of schrijftoegang voor velden

U kunt ook de feature Voorvallen markeren gebruiken om items dynamisch te accentueren. U kunt meerdere velden doorzoeken door de algemene zoekfuncties te gebruiken (Zoeken > Verwijzingen).

Methoden zoeken met een specifiek retourtype Als u methoden met een specifiek retourtype wilt zoeken, gebruikt u "* <retourtype>" als volgt:
  • Open het zoekvenster en klik op het tabblad Java-zoekopdracht.
  • Typ '*', gevolgd door een spatie en het retourtype, in het veld Zoekreeks.
  • Selecteer het vakje Hoofdlettergevoelig.
  • Selecteer Methode en Declaraties en klik vervolgens op Zoeken.

Een methode zoeken met een opgegeven retourtype

Zoekovereenkomsten filteren in Javadoc Standaard worden met het tabblad Java-zoekopdracht verwijzingen gezocht in zowel Java-code als Javadoc. Als u de verwijzingen in Javadoc niet wilt weergeven, kunt u deze overeenkomsten filteren door 'Javadoc filteren' in te schakelen in het menu (driehoekje) van de zoekview.
Potentiële zoekovereenkomsten filteren Er is sprake van een potentiële overeenkomst wanneer de zoekmachine tijdens de compilatie de overeenkomst niet volledig kan omzetten. U kunt deze overeenkomsten verbergen met Mogelijke treffers filteren in het menu (driehoekje) van de zoekview.
Aangeroepen processen volgen met de Aanroephiërarchie In de Aanroephiërarchie kunt u lange of ingewikkelde aanroepketens volgen zonder de oorspronkelijke context te verliezen. Selecteer een methode en ga naar Navigeren > Aanroephiërarchie openen (Ctrl+Alt+H).

View Aanroephiërarchie

Door code navigeren en code lezen

Selecties openen in de Java-editor U kunt een element op twee manieren openen via een verwijzing in de Java-editor.
  • Selecteer de verwijzing in de code en druk op F3 (Navigeren > Declaratie openen).
  • Houd Ctrl ingedrukt, houd de muisaanwijzer boven de verwijzing en klik op de hyperlink.
Navigeren met hyperlinks
De hyperlinknavigatie kunt u configureren met het vakje Ondersteuning van navigatie met hyperlinks op de voorkeurenpagina Voorkeurenpagina Teksteditors openen Algemeen > Editors > Teksteditors.
Voorgrondoverzichten Druk op Ctrl+F3 in de Java-editor om voorgrondinfo af te beelden van het element op de cursorpositie. Ook kunt u drukken op Ctrl+O (Navigeren > Sneloverzicht) om voorgrondinfo van het bronbestand af te beelden.

Voorgrondoverzicht

Voorgrondoverzichten van overgenomen leden Druk nogmaals op Ctrl+O of Ctrl+F3 om ook overgenomen leden af te beelden in de voorgrondinfo. Overgenomen leden worden grijs afgebeeld. U kunt de lijst filteren en sorteren met het menu in de rechterbovenhoek.

Een sneloverzicht

Voorgrondhiërarchie Met Sneltypehiërarchie kunt u de mogelijke ontvangers van een virtuele aanroep achterhalen. Plaats de cursor binnen de methode-aanroep en druk op Ctrl+T (Navigeren > Sneltypehiërarchie). In de view worden alle typen die de methode implementeren afgebeeld met een pictogram.

Een snelhiërarchie

Druk op Enter om de bijbehorende methode in een editor te openen. Druk nogmaals op Ctrl+T om naar de supertypehiërarchie over te schakelen.

Geavanceerde accentuering In de Java-editor kan broncode worden geaccentueerd op basis van het type (bijvoorbeeld statische velden, lokale variabelen, oproepen van statische methoden). U vindt diverse opties op de voorkeurenpagina Voorkeurenpagina Syntaxiskleuren openen Java > Editor > Syntaxiskleuren.

Een voorbeeld van geavanceerde accentuering

Samengevouwen secties bij openen van editor U kunt de secties opgeven die standaard samengevouwen moeten zijn bij het openen van editors. Op de voorkeurenpagina Voorkeurenpagina Samenvouwen openen Java > Editor > Samenvouwen kunt u dit gedrag aanpassen.

Voorkeuren voor samenvouwen

Voorvallen accentueren Als u in de editor werkt, schakelt u de werkbalkknop Voorvallen markeren in (Pictogram van werkbalkknop Voorvallen markeren ) of drukt u op Alt+Shift+O. U kunt vervolgens zien waar in het bestand naar een variabele, methode of type wordt verwezen.
Editor met geaccentueerde voorvallen van 'info'
Als u een retourtype selecteert, worden de punten geaccentueerd waarop de methode kan worden beëindigd. Selecteer een uitzondering om te zien waar deze is verworpen.
Editor met geaccentueerde methodebeëindigingen
U kunt een superklasse of interface selecteren om de vervangingen van de methode op te vragen of om een methode te implementeren vanuit het geselecteerde supertype.
Op de voorkeurenpagina Voorkeurenpagina Voorvallen markeren openen Java > Editor > Voorvallen markeren kunt u de instellingen van deze functie aanpassen.
Op de voorkeurenpagina Voorkeurenpagina Annotaties openen Algemeen > Editors > Teksteditors > Annotaties kunt u de kleur van het merkteken wijzigen.
Naar volgende/vorige methode gaan Om snel naar een volgend(e) of vorig(e) methode of veld te gaan, drukt u op
Ctrl+Shift+pijl omhoog (Navigeren > Ga naar > Vorig lid) of Ctrl+Shift+pijl omlaag (Navigeren > Ga naar > Volgend lid).
De navigatie tussen annotaties beheren Om door annotaties in Java-bronbestanden te navigeren, gebruikt u de werkbalkknoppen Volgende/Vorige annotatie of de menu-items Navigeren > Volgende annotatie (Ctrl+.) of Navigeren > Vorige annotatie (Ctrl+,). Met de vervolgkeuzelijsten van de knoppen kunt u de annotaties opgeven waarbij u wilt stoppen:

Vervolgkeuzelijst voor Volgende/Vorige annotatie

Herinneringen in de Java-code Als u de tag "TODO" aan commentaar in Java-broncode toewijst, wordt door het Java-compileerprogramma automatisch een bijbehorende taak gemaakt ter herinnering. Zodra u de taak opent, springt u terug naar "TODO" in de code. Op de voorkeurenpagina Voorkeurenpagina Taaktags openen Java > Compileerprogramma > Taaktags kunt u andere speciale tags (zoals "FIXME") definiëren die u in de taaklist wilt bijhouden.

Taaktags in de editor en de taken

Trucs voor het dialoogvenster Type openen
In het dialoogvenster Type openen (Navigeren > Type openen of de werkbalkknop) kunt u naar een type navigeren aan de hand van de naam van het type.
  • U kunt typen snel traceren door alleen de hoofdletters van de typenaam in te voeren: IOOBE levert bijvoorbeeld IndexOutOfBoundsException op.
  • Als u alle typen wilt bekijken die op een bepaald achtervoegsel eindigen, typt u voor bijvoorbeeld "Test" *Test<. Hiermee worden alle typen verborgen waar Test elders in de naam van het type voorkomt.
Dialoogvenster 'Type openen' met zoekpatroon in hoofdletters
Voorgrondinfo vastzetten De tekst van voorgrondinfo kunt u openen in een schuifbaar venster door op F2 (Bewerken > Voorgrondinfo afbeelden) te drukken. U kunt gegevens in het venster selecteren en kopiëren.

Een venster met de tekst van de voorgrondinfo

Voorgrondinfo in de Java-editor De voorgrondinfo die in de Java-editor wordt afgebeeld, is afhankelijk van de modificatietoetsen (Shift, Ctrl, Alt).
Als u de muis boven een ID houdt, wordt standaard voorgrondinfo afgebeeld met de Javadoc voor de bijbehorende broncode van het element. Houd Ctrl ingedrukt om de broncode af te beelden.

Voorgrondinfo met code van het element

Op de voorkeurenpagina Voorkeurenpagina Voorgrondinfo openen Java > Editor > Voorgrondinfo kunt u dit gedrag aanpassen en de voorgrondinfo voor andere modificatietoetsen definiëren.
Afgeleide handtekeningen van generieke methoden
Door middel van voorgrondinfo kunt u de afgeleide handtekening van een generieke methode afbeelden.

Voorgrondinfo met de afgeleide handtekening van een generieke methode

Externe Javadoc-documentatie openen en configureren Als u de Javadoc-documentatie voor een type, methode of veld wilt openen met Shift+F2 (Navigeren > Externe Javadoc openen), moet u eerst de documentatielocatie van de bovenliggende bibliotheek (JAR-bestand, klassenmap) of project (bronmap) van het element opgeven.
Voor bibliotheken opent u de buildpadpagina (Project > Eigenschappen > Java-buildpad), gaat u naar Bibliotheken en vouwt u het knooppunt uit van de bibliotheek waar u het knooppunt 'Javadoc-locatie' kunt bewerken. De documentatie mag lokaal in een map of archief of op een webserver zijn opgeslagen.

De locatie van Javadoc configureren in het dialoogvenster voor het Java-buildpad

Voor typen, methoden of velden in bronmappen gaat u naar Project > Eigenschappen > Javadoc-locatie.

Java-views

Een werkgebied met vele projecten organiseren Via Elementen van het hoogste niveau > Werksets in het menu van de view Pakketverkenner kunt u een nieuwe werkstand inschakelen waarmee werksets als elementen van het hoogste niveau worden afgebeeld. Zo kunt u werkgebieden met talrijke projecten veel eenvoudiger beheren.

Pakketverkenner met werkstand Werksets

Via Werkset selecteren in het menu van de view Pakketverkenner kunt u aangeven welke werkset wordt afgebeeld. In het dialoogvenster kunt u nieuwe Java-werksets maken, definiëren welke werksets worden afgebeeld en opgeven in welke volgorde de werksets worden afgebeeld. U kunt werksets ook rechtstreeks rangschikken in de Pakketverkenner door middel van slepen en neerzetten of kopiëren en plakken.

De view Declaratie In de view Declaratie View Declaratie openen Venster > View afbeelden > Overige... > Java > Declaratie) wordt de broncode afgebeeld van een element dat in de Java-editor of een Java-view is geselecteerd.

De view Declaratie

De view Javadoc In de view Javadoc ( View Javadoc openen Venster > View afbeelden > Overige... > Java > Javadoc) wordt de Javadoc afgebeeld van een element dat in de Java-editor of in een Java-view is geselecteerd. In Javadoc wordt de SWT Browser-widget gebruikt voor het afbeelden van HTML op ondersteunende platformen.

De view Javadoc

View Hiërarchie en implementaties/definities van methoden U kunt achterhalen welke typen in een hiërarchie methoden vervangen met de functie 'Elementen afbeelden in hiërarchie'.
  • Selecteer de gewenste methode en druk op F4 (Navigeren > Typehiërarchie openen). Zo wordt de typehiërarchie voor het declarerende type van de methode geopend.
  • Terwijl de methode is geselecteerd in de hiërarchie, drukt u op de werkbalkknop 'View vergrenden en elementen in hiërarchie afbeelden'.
  • Nu worden in de hiërarchie alleen de typen afgebeeld waarmee de 'vergrendelde' methode wordt geïmplementeerd of gedefinieerd. U kunt bijvoorbeeld zien dat isEmpty() is gedefinieerd in List en is geïmplementeerd in ArrayList en Vector, maar niet in AbstractList.

View vergrendelen en leden afbeelden in de hiërarchie

Groeperen op een definiërend type in de view Hiërarchie In de typehiërarchie is het mogelijk de methoden van een geselecteerd type te sorteren op de definiërende typen. AbstractList bevat bijvoorbeeld methoden die zijn gedefinieerd in Object, Collection en List:

Leden sorteren op het definiërend type in de typehiërarchie

Trucs voor de typehiërarchie
  • U kunt de gegevens van een nieuw type in de typehiërarchie afbeelden door op een element of een geselecteerde naam te drukken op F4 (Navigeren > Typehiërarchie openen).
  • De hiërarchie is niet alleen beschikbaar voor typen maar ook voor pakketten, bronmappen, JAR-archieven en Java-projecten.
  • Als u elementen versleept en in de hiërarchie neerzet, kunt u ook de gegevens van dat element opvragen.
  • De stand (verticaal (standaard) naar horizontaal) van de hiërarchie kunt u wijzigen via het menu van de view.
Structurele vergelijkingen van Java-broncode Bij structurele vergelijkingen van Java-broncode wordt de tekstuele volgorde van Java-elementen als methoden en velden genegeerd, maar wordt duidelijk aangegeven welke elementen zijn gewijzigd, toegevoegd of verwijderd.
U kunt een structurele vergelijking van Java-bestanden op twee manieren uitvoeren:
  • Selecteer twee Java-compilatie-eenheden en kies Vergelijken met > Elkaar uit het voorgrondmenu van de view. Als de bestanden verschillen, worden ze geopend in de Vergelijkingseditor. Het bovenste venster bevat de verschillende Java-elementen. Dubbelklik op een van de elementen om de broncode van het element af te beelden in het onderste venster.
  • Bij bestandsvergelijkingen (bijvoorbeeld CVS-synchronisaties) kunt u dubbelklikken op een Java-bestand om de inhoud van het bestand af te beelden in een tekstvergelijkingsviewer en een structurele vergelijking uit te voeren, waarvan de resultaten worden afgebeeld in een nieuw venster.

Een structurele vergelijking van Java-broncode

U kunt commentaar en indelingswijzigingen zelfs negeren bij het uitvoeren van structurele vergelijkingen: Schakel de optie Witruimte negeren in via de werkbalkknop van de Vergelijkingseditor of het vervolgkeuzemenu van de view CVS-synchronisatie.
Structurele vergelijkingen van eigenschappenbestanden Bij structurele vergelijkingen van Java-eigenschappenbestanden (extensie: .properties) wordt de tekstuele volgorde van eigenschappen genegeerd, maar wordt zichtbaar welke eigenschappen zijn gewijzigd, toegevoegd of verwijderd.
U kunt een structurele vergelijking van eigenschappenbestanden op twee manieren uitvoeren:
  • Selecteer twee bestanden in de Pakketverkenner of Navigator en kies Vergelijken met > Elkaar uit het voorgrondmenu van de view.
  • Bij bestandsvergelijkingen (bijvoorbeeld CVS-synchronisaties) kunt u dubbelklikken op een eigenschappenbestand om de inhoud van het bestand af te beelden in een tekstvergelijkingsviewer en een structurele vergelijking uit te voeren, waarvan de resultaten worden afgebeeld in een nieu w venster.

Een structurele vergelijking van eigenschappenbestanden

Hiërarchische versus platte indeling van pakketten Door middel van een optie in de Java-views Pakketten (en Pakketverkenner) kunt u aangeven hoe pakketten moeten worden afgebeeld. Kies Pakketpresentatie> Hiërarchisch om pakketten in een boomstructuur weer te geven, waarbij subpakketten onder pakketten worden geplaatst. Kies Pakketpresentatie > Plat om pakketten op de standaardwijze weer te geven, waarbij alle pakketten en subpakketten zich op hetzelfde niveau bevinden.
Platte indeling voor pakketten Hiërarchische indeling voor pakketten
Logische pakketten In de view Java-pakketten (perspectief Bladeren in Java) worden pakketten met dezelfde naam uit bronmappen in een project gegroepeerd. Op de schermopname ziet u de view Pakketten met een logisch pakket.

Perspectief Bladeren in Java met een logisch pakket

Pakketnamen comprimeren Als de pakketnamen erg lang zijn, kunt u ze laten comprimeren in de viewers. Ga hiervoor naar de voorkeurenpagina Voorkeurenpagina Presentatie openen Java > Presentatie.

Een compressiepatroon configureren in de voorkeuren voor Java-presentatie

Met dit voorbeeld worden pakketten als volgt afgebeeld:

Gecomprimeerde pakketnamen

Het Java-buildpad rechtstreeks manipuleren in de Pakketverkenner U hoeft het Java-buildpad niet te manipuleren via Project > Eigenschappen > Java-buildpad, want u kunt ook de acties uit het voorgrondmenu van de Pakketverkenner gebruiken.
U kunt bijvoorbeeld nieuwe bronmappen, archieven en bibliotheken toevoegen aan het buildpad of bestanden en mappen uit een bronmap opnemen of uitsluiten.

Voorgrondmenu Buildpad

Java-problemen groeperen
Nieuw in 3.2
In de view Problemen kunt u Java-problemen over categorieën verdelen via Groeperen op > Java-probleemtype in het menu van de view.

View Problemen met gegroepeerde items

Op de voorkeurenpagina Voorkeurenpagina Bouwen openen Java > Compileerprogramma > Bouwen kunt u aangeven of configureerbare fouten als fataal moeten worden aangemerkt.
Indicator van Java-typen
Nieuw in 3.2
U kunt de indicator van Java-typen inschakelen op de voorkeurenpagina Voorkeurenpagina Labeldecoraties openen Algemeen > Presentatie > Labeldecoraties, zodat u het eerste type in een compilatie-eenheid of klassenbestand kunt achterhalen. Interfaces, annotaties en enums worden geaccentueerd, maar normale klassen niet.

Labeldecoratie Indicator van Java-typen

Diversen

Projectspecifieke voorkeuren U kunt alle voorkeuren voor codestijl en compileeropties per project definiëren.
U kunt de eigenschappenpagina's van een project openen door Project > Eigenschappen te kiezen of door op de link in de voorkeuren van het werkgebied te klikken (bijvoorbeeld de voorkeurenpagina Voorkeurenpagina Codestijl openen Java > Codestijl). Daarna kunt u specifieke instelling een project inschakelen.

Eigenschappenpagina van project met selectievakje 'Projectspecifieke instellingen inschakelen'

De projectspecifieke instellingen worden opgeslagen in een configuratiebestand in de map .settings van het project. Als u een project met een team deelt, gelden de projectspecifieke instellingen ook voor de teamleden.
Toegangsregels
Toegangsregels bieden u de mogelijkheid API-regels in te stellen voor typen van verwezen bibliotheken. Op de pagina Java-buildpad (Project > Eigenschappen > Java-buildpad) kunt u het knooppunt Toegangsregels bewerken, dat beschikbaar is voor verwezen projecten, archieven, klassenmappen en bibliotheken.
Pakketten of typen in deze verwijzingen kunnen als volgt worden geclassificeerd:
  • Toegankelijk
  • Niet-aanbevolen
  • Verboden
Niet-aanbevolen en verboden verwijzingen worden door het compileerprogramma als waarschuwing of fout aangemerkt, afhankelijk van de instellingen op de voorkeurenpagina Voorkeurenpagina Fouten/Waarschuwingen openen Java > Compileerprogramma > Fouten/Waarschuwingen.

Toegangsregels configureren

JUnit Selecteer een JUnit-testmethode in een view en kies Uitvoeren > JUnit-test uit het voorgrondmenu of kies Uitvoeren > Uitvoeren als > JUnit-test uit het hoofdmenu. Zo wordt een startconfiguratie gemaakt waarmee de geselecteerde test kan worden uitgevoerd.
View JUnit alleen afbeelden bij optreden van fouten of mislukkingen U kunt aangeven dat de view JUnit alleen wordt weergegeven als er fouten of mislukkingen zijn. Zo is de view snel en alleen zichtbaar bij het mislukken van tests. Zolang zich geen problemen hebben voorgedaan in de tests, wordt het pictogram Geen problemen (het aantal groene vakjes neemt toe en geeft de voortgang aan). Zodra de tests zijn voltooid, ziet u het pictogram Voltooid. Indien zich echter fouten of mislukkingen voordoen, wordt het pictogram gewijzigd in Fout of mislukking (of Voltooid met fout(en) of mislukking(en) als de tests beëindigd zijn) en wordt de view JUnit afgebeeld.
Contenthulp in velden van dialoogvensters Contenthulp (Ctrl+spatiebalk) is ook beschikbaar in invoervelden van diverse Java-dialoogvensters. Als u in een veld staat en een lampje ziet, kunt u contenthulp opvragen.

Dialoogvenster Nieuwe klasse

Slimme positionering van invoegteken in dialoogvensters met Java-namen
Nieuw in 3.2
In tekstvelden voor het bewerken van Java-namen kunt u het invoegteken op slimme wijze laten plaatsen. Druk op Ctrl+links of Ctrl+rechts om in een naam bij een segment met een hoofdletter te stoppen. Druk op Ctrl+Shift+links of Ctrl+Shift+rechts om de selectie stap voor stap uit te breiden. Druk op Ctrl+Delete om het volgende segment van een naam of op Ctrl+Backspace om het vorige segment van een naam te wissen.

Slimme positionering van invoegteken in dialoogvenster
Ctrl+rechts:
Slimme positionering van invoegteken in dialoogvenster
Ctrl+Shift+rechts:
Slimme positionering van invoegteken in dialoogvenster
typ "Equal":
Slimme positionering van invoegteken in dialoogvenster
Ctrl+Delete:
Slimme positionering van invoegteken in dialoogvenster
typ "To":
Slimme positionering van invoegteken in dialoogvenster
Prefixen of suffixen definiëren voor velden, parameters en lokale variabelen U kunt het prefix of suffix van velden, statische velden, parameters en lokale variabelen definiëren. Deze instellingen, die u vindt op de voorkeurenpagina Voorkeurenpagina Codestijl openen Java > Codestijl, worden gebruikt in contenthulp, snelfixen en herstructureringen bij het berekenen van de naam van een variabele.

Naamgevingsconventies op de voorkeurenpagina Codestijl

Imports van meerdere bestanden organiseren U kunt de actie Bron > Imports organiseren uitvoeren voor reeksen van compilatie-eenheden, pakketten, bronmappen of Java-projecten.
Meer dan één bestand indelen Selecteer alle Java-bestanden die u wilt indelen en ga naar Bron > Indelen. De actie Indelen werkt ook voor pakketten, bronmappen en Java-projecten.
Specifieke JRE's gebruiken voor projecten De JRE die standaard wordt toegevoegd bij het maken van nieuwe projecten kunt u opgeven op de voorkeurenpagina Voorkeurenpagina Geïnstalleerde JRE's openen Java > Geïnstalleerde JRE's. Om een projectspecifieke JRE in te stellen, opent u de eigenschappenpagina Java-buildpad van het project (Project > Eigenschappen > Java-buildpad), gaat u naar de pagina Bibliotheken, selecteert u JRE-systeembibliotheek en kiest u Bewerken. In het dialoogvenster 'Bibliotheek bewerken' kunt u de standaard-JRE, een projectspecifieke JRE of een verwerkingsomgeving selecteren die aan nieuwe projecten moet worden toegevoegd.

De JRE-systeembibliotheek bewerken

Slepen en neerzetten Slepen en neerzetten is een handig alternatief voor Bewerken > Knippen gevolgd door Bewerken > Plakken of Bewerken > Kopiëren gevolgd door Bewerken > Plakken. Houd Ctrl ingedrukt tijdens het slepen om tussen knippen en kopiëren te wisselen.

Houd rekening met het volgende:

  • Verplaatst u Java-compileereenheden tussen pakketten door middel van slepen en neerzetten, dan voert u in feite de herstructurering Verplaatsen uit. Alle ontbrekende imports worden toegevoegd en alle verwijzingen worden bijgewerkt.
  • Versleept u bronelementen als typen of methoden, dan wordt alleen de bijbehorende broncode gekopieerd. Verwijzingen worden niet bijgewerkt.
Depreciëring doorvoeren Het Java-compileerprogramma kan een diagnose van depreciëring stellen aan de hand van opties op de voorkeurenpagina Voorkeurenpagina Fouten/Waarschuwingen openen Java > Compileerprogramma > Fouten/Waarschuwingen.

Voorkeuren voor het compileerprogramma

Deze configuratie levert het volgende resultaat op:

I.java

X.java

Y.java

Als u het gebruik van een gedeprecieerde construct niet kunt instellen, is het raadzaam de insluitende methode of het insluitende veld of type als gedeprecieerd in te stellen. Zo wordt een gedeprecieerde construct genegeerd en is de depreciëring ook van toepassing of verdere afhankelijken.

X.java

Y.java

Van abnormale inconsistenties herstellen In het zeldzame geval dat JDT onjuist functioneert, ondervindt u mogelijk enige abnormale kenmerken, zoals:
  • Ontbrekende resultaten bij Java-zoekopdrachten of Type openen
  • Ongeldige items in de Pakketverkenner

U kunt de problemen verhelpen door de volgende handelingen in de aangegeven volgorde uit te voeren:
  1. Sluit alle projecten met de menuoptie Project sluiten.
  2. Sluit Eclipse af en start het programma opnieuw.
  3. Open alle projecten met de menuoptie Project openen.
  4. Voer een schone build van het hele werkgebied uit (Project > Opschonen...).

Foutopsporing

Starten vanuit het voorgrondmenu

Vanuit het voorgrondmenu kunt u Java-toepassingen uitvoeren en fouten opsporen in Java-toepassingen. U kunt bronbestanden, pakketten, methoden, typen enzovoort starten via Uitvoeren als (of Fouten opsporen als) > Java-toepassing in het voorgrondmenu van views of editors. Ook kunt u de toetscombinatie gebruiken om Java-toepassingen te starten (Alt+Shift+D, J). De toplevel acties Uitvoeren als (of Fouten opsporen als) werken ook met selecties of de actieve editor.

Voorgrondmenu met startoptie

Evaluaties in het foutopsporingsprogramma

Vanaf een aantal plekken in het foutopsporingsprogramma kunt u expressies evalueren. Kies Weergeven of Inspecteren in het voorgrondmenu van de editor of de view Variabelen om het resultaat af te beelden in een voorgrondvenster. Het resultaat kan vervolgens worden doorgegeven aan de views Weergave of Expressies.

Resultaat van een inspectie in een voorgrondvenster

Views beheren in andere perspectieven dan het perspectief Fouten opsporen

In de view Fouten opsporen worden de views die met foutopsporing te maken hebben automatisch beheerd op basis van de selectie (voor Java-stackframes worden bijvoorbeeld Java-views afgebeeld en voor C-stackframes worden C-views afgebeeld). Standaard worden views alleen automatisch beheerd in het perspectief Fouten opsporen. Als u ook de views van andere perspectieven automatisch wilt laten beheren, gaat u naar Views beheren in het menu van de view Fouten opsporen.

Omgevingsvariabelen

Via het tabblad Omgeving kunt u de omgeving opgeven waarin Java-toepassingen moeten worden gestart.

Het tabblad Omgeving in het dialoogvenster met startconfiguraties

Tekenreeksen vervangen

Voor tal van parameters van startconfiguraties van het type Java-toepassing kunt u variabelen opgeven. Bij de meeste velden, zoals de velden voor programma- en VM-argumenten, die variabelen ondersteunen, wordt een knop Variabelen... afgebeeld. Het veld Main-type ondersteunt ook variabelen. De variabele ${java_type_name} stelt u in staat een configuratie te maken waarmee het geselecteerde type kan worden uitgevoerd.

Het tabblad Argumenten in het dialoogvenster met startconfiguraties

Logische structuren

Op de werkbalk van de view Variabelen kunt u logische structuren in- of uitschakelen om een alternatieve structuur voor algemene typen af te beelden. JDT bevat logische views voor toewijzingen, collecties en samengestelde SWT-items. Logische structuren via andere typen kunt u definiëren via de voorkeuren voor Logische structuren.

Een vector die als logische structuur wordt afgebeeld in de view Variabelen

Standaard VM-argumenten

Als u vaak dezelfde argumenten opgeeft voor bepaalde VM's, kunt u standaard VM-argumenten configureren op de voorkeurenpagina Geïnstalleerde JRE's. Zo hoeft u niet steeds argumenten te definiëren voor elke startconfiguratie.

JRE met standaardargument

Stoppen in main

U kunt instellen dat de uitvoering van startconfiguraties voor Java-toepassingen in de foutopsporingswerkstand wordt onderbroken bij de eerste uitvoerbare regel van de main-methode.

Tabbad Algemeen met ingeschakelde optie Stoppen in main

Voorwaardelijke onderbrekingspunten De uitvoering kunt u onderbreken met onderbrekingspunten. U kunt opgeven of de uitvoering moet worden onderbroken als de voorwaarde van een onderbrekingspunt waar is of als de waarde van de voorwaarde wijzigt.

Editor voor onderbrekingspuntvoorwaarden in dialoogvenster Eigenschappen van onderbrekingspunt

Onderbrekingspunten uitschakelen

Als u vaak onderbrekingspunten toevoegt en wist op dezelfde positie, kunt u ze ook uitschakelen totdat u ze weer nodig hebt. U kunt onderbrekingspunten uitschakelen door op Onderbrekingspunt uitschakelen te klikken in het voorgrondmenu of door het onderbrekingspunt te deselecteren in de view Onderbrekingspunten.

U kunt alle onderbrekingspunten ook tijdelijk uitschakelen met de opdracht Alle onderbrekingspunten overslaan op de werkbalk van de view Onderbrekingspunten. Zo worden alle onderbrekingspunten overgeslagen, maar blijft de status van de onderbrekingspunten ongewijzigd.

'Onderbrekingspunt uitschakelen' in voorgrondmenu van liniaal

Waarden van variabelen wijzigen

Als threads zijn onderbroken in het foutopsporingsprogramma, kunt u de waarden van Java-elementen en tekenreeksen wijzigen in de view Variabelen. Kies Waarde wijzigen uit het voorgrondmenu van de variabele. U kunt de waarde ook wijzigen door deze in het gegevensvenster te typen en de actie Waarde toewijzen uit te voeren (toetscombinatie Ctrl+S).

De waarde van een variabele wijzigen in het gegevensvenster

Waarden van variabelen in voorgrondinfo Als een thread onderbroken is en de muisaanwijzer boven een variabele in de Java-editor is geplaatst, wordt de waarde van de variabele afgebeeld in voorgrondinfo.

Voorgrondinfo in de editor met de waarde van een variabele

Terug naar frame

Tijdens het stappen door de code kan het gebeuren dat u te ver stapt of over een regel stapt waar u in had willen stappen. U hoeft de foutopsporingssessie niet opnieuw te starten, omdat u de actie Terug naar frame kunt uitvoeren om snel terug te keren naar het begin van de methode. Selecteer het stackframe dat hoort bij de Java-methode die u opnieuw wilt starten en kies Terug naar frame op de werkbalk van de view Fouten opsporen of het voorgrondmenu van het stackframe. De instructie-aanwijzer wordt opnieuw ingesteld op de eerste uitvoerbare instructie in de methode. Dit werkt eveneens voor andere stackframes dan bovenste stackframes.

De actie 'Terug naar frame' is alleen beschikbaar tijdens het opsporen van fouten met een VM van versie 1.4 of hoger of de VM J9. In bepaalde situaties kunnen de gewenste frames niet worden teruggehaald uit de stack. Zo is het doorgaans niet mogelijk terug te vallen op het onderste frame van de stack of andere frames onder standaard ingebouwde methoden.

Code vervangen tijdens foutopsporing In een VM van versie 1.4 of hoger of de VM J9 code kunt u code vervangen tijdens de foutopsporing. Dit geldt ook voor de code waarin fouten worden opgespoord. Afhankelijk van de ondersteuning door de verschillende versies van de VM kunnen bepaalde wijzigingen, zoals nieuwe of verwijderde methoden, klassenvariabelen of subklassen, niet worden vervangen tijdens de foutopsporing.
In selecties stappen

In het Java-foutopsporingsprogramma kunt u in één methode stappen die zich in een reeks gekoppelde of geneste methode-aanroepen bevindt. U hoeft alleen maar de methode te selecteren waar u in wilt stappen en Stap in selectie te kiezen uit het voorgrondmenu van de Java-editor.

Deze functie werkt overal met uitzondering van de regel die wordt uitgevoerd. Probeert u eens de foutopsporing tot aan een onderbrekingspunt uit te voeren en enkele regels onder de huidige instructie-aanwijzer in een methode te stappen.

In selectie stappen

Console vastzetten en vergrendelen De uitvoer in de console kunt u aan bepaalde processen koppelen met de opdracht Console vastzetten op de werkbalk van de console. Bovendien kunt u met de actie Schuifvergrendeling voorkomen dat de console omlaag schuift bij het toevoegen van nieuwe uitvoer.
Controle-expressies maken Controle-expressies worden vermeld in de view Expressies en worden bijgewerkt tijdens het opsporen van fouten. In de Java-editor kunt u controle-items maken door een expressie of variabele te selecteren en Controleren te kiezen uit het voorgrondmenu van het geselecteerde item of via het hoofdmenu Uitvoeren.
Controlepunten

Een controlepunt is een onderbrekingspunt dat ervoor zorgt dat de uitvoering van code wordt onderbroken bij het opvragen of wijzigen van een opgegeven veld. Als u een controlepunt wilt instellen, selecteert u een veld in de view Overzicht en klikt u op Controlepunt inschakelen/uitschakelen in het voorgrondmenu. Om een controlepunt te configureren, selecteert u het in de view Onderbrekingspunten en kiest u Eigenschappen... uit het voorgrondmenu. De belangrijkste eigenschappen voor dit type onderbrekingspunt zijn de selectievakjes Veldtoegang en Veldwijziging, waarmee u kunt instellen wanneer de uitvoering mag worden onderbroken door het onderbrekingspunt.

Eigenschappen van onderbrekingspunt

Threads en monitors

In het Java-foutopsporingsprogramma worden controlegegevens optioneel afgebeeld in de view Fouten opsporen. Gebruik de actie Monitors afbeelden in het vervolgkeuzemenu van de view Fouten opsporen om de threads af te beelden die vergrendeld zijn en vergrendeld zullen worden. Niet-reagerende threads worden rood weergegeven.

View Fouten opsporen met niet-reagerende cycli

Stapfilters Als u stapfilters instelt, worden opgegeven klassen en pakketten niet onderbroken tijdens het stappen. U kunt stapfilters instellen op de voorkeurenpagina Voorkeurenpagina Stapfilters openen Java > Fouten opsporen > Stapfilters. Stapfilters zijn van toepassing op alle stapacties als de wisselknop Stapfilters gebruiken (op de werkbalk en in het menu van de view Fouten opsporen) is ingeschakeld. U kunt het pakket of het declarerende type van het geselecteerde frame snel toevoegen door Type filteren of Pakket filteren te selecteren in het voorgrondmenu van het stackframe.
Het plakboek gebruiken

Als u met API wilt experimenteren of een nieuw algoritme wilt uitproberen, is het vaak eenvoudiger een Java-plakboekpagina te gebruiken dan een nieuwe klasse te maken. In een plakboek kunt u willekeurige codefragmenten plaatsen, die u wanneer u wilt kunt uitvoeren zonder context. U kunt een plakboekpagina maken door een nieuw bestand met de extensie .jpage aan te maken. (U kunt ook de wizard Wizard Nieuwe plakboekpagina starten Nieuwe plakboekpagina gebruiken.) Voer de code in die u wilt uitvoeren en selecteer deze vervolgens. U kunt de code op drie manieren uitvoeren:

  • De geselecteerde wordt uitgevoerd en het resultaat wordt in een inspectievenster op de voorgrond geplaatst.
  • De geselecteerde code wordt uitgevoerd en het tekenreeksresultaat wordt direct in het plakboek geplaatst.

    Het plakboek met een resultaat

  • De geselecteerde code wordt uitgevoerd (en resultaten worden genegeerd).

Deze acties vindt u op de werkbalk van de workbench en in het voorgrondmenu van het plakboek.

Startconfiguraties
bewerken
Als u Ctrl ingedrukt houdt tijdens het selecteren van een item uit de vervolgkeuzemenu's Uitvoeren of Fouten opsporen, kunt u de bijbehorende startconfiguratie bewerken. U kunt de startconfiguratie ook openen vanuit de voorgrondmenu's van andere items in de view Fouten opsporen.
Favoriete startconfiguraties

In de vervolgkeuzemenu Uitvoeren en Fouten opsporen worden de startconfiguraties afgebeeld die het laatst zijn gestart. U kunt ervoor zorgen dat startconfiguraties altijd boven aan de lijst worden afgebeeld door de configuraties als 'favoriet' in te stellen. Gebruik de actie Favorieten organiseren... uit het gewenste vervolgkeuzemenu om de favoriete startconfiguraties te configureren.

Gegevensindelers

In de views Variabelen en Expressies worden uitgebreide gegevens over de geselecteerde variabele afgebeeld in het gegevensvenster. Standaard wordt het resultaat van toString() afgebeeld. U kunt aangepaste gegevensindelers maken via Nieuwe gegevensindeler in het voorgrondmenu van de variabele. Deze gegevensindeler wordt voor alle objecten van hetzelfde type gebruikt. U kunt alle gegevensindelers opvragen via de voorkeurenpagina Voorkeurenpagina Gegevensindelers openen Java > Fouten opsporen > Gegevensindelers.

Pagina Gegevensindelers

Code uitvoeren met compilatiefouten

U kunt fouten opsporen in code waarin tijdens het compileren fouten zijn opgetreden. Het verschil met het uitvoeren van code zonder compilatiefouten zit in het feit dat het volgende optreedt zodra een regel met een compilatiefout wordt bereikt:

  • Als de optie 'Uitvoering onderbreken bij compilatiefouten' is ingesteld op de voorkeurenpagina Voorkeurenpagina Fouten opsporen openen Java > Fouten opsporen, wordt de foutopsporingssessie onderbroken (zoals bij het bereiken van een onderbrekingspunt). Als de VM ondersteuning biedt voor het vervangen van code tijdens de foutopsporing, kunt u de compilatiefout verhelpen en doorgaan met de foutopsporing.
  • Anders wordt de uitvoering beëindigd met een fout.

Het is belangrijk te weten dat de uitvoering en de foutopsporing normaal verlopen, zolang het uitvoeringspad regels code met compilatiefouten overslaat.

Tekstterugloop in view Variabelen Het gegevensvenster van de views Variabelen en Expressies in het foutopsporingsprogramma ondersteunt tekstterugloop. U kunt de terugloop instellen via het vervolgkeuzemenu van de view.

Tekstterugloop instellen in vervolgkeuzemenu van view Variabelen

Codehulp bij foutopsporing

Codehulp is niet alleen beschikbaar tijdens het schrijven van code in de Java-editor, maar ook in de volgende situaties:

  • Het invoeren van de voorwaarde van een onderbrekingspunt
  • Het gegevensvenster van de views Variabelen en Expressies
  • Het invoeren van een codefragment in de Gegevensindeler
  • Het invoeren van een codefragment voor een logische structuur
  • Het invoeren van code in het plakboek
  • De view Weergave
Opdrachtregelgegevens De exacte opdrachtregel voor het starten van een programma in de uitvoerings- of foutopsporingswerkstand kunt u opvragen door Eigenschappen te selecteren in het voorgrondmenu van een proces of foutopsporingsdoel, zelfs nadat het starten is beëindigd.

Opdrachtregelgegevens

Hyperlinks voor
stacktraceringen

Java-stacktraceringen worden in de console afgebeeld met hyperlinks. Zodra u de muis boven een regel in een stacktracering houdt, verandert de muisaanwijzer in een handje. Klik om het bijbehorende Java-bronbestand te openen en de cursor op de desbetreffende regel te plaatsen. Als u op de naam van de uitzondering boven aan de stacktracering klikt, wordt een uitzonderingsonderbrekingspunt gemaakt.

Stacktraceringen in de console met hyperlinks