Het algemene buildmechanisme wordt bestuurd door een builderconfiguratie die het bestand build.properties bevat.
buildDirectory |
De directory waarin de build zal worden uitgevoerd. |
configs |
Een lijst van configuraties die moeten worden gebouwd. Een configuratie is een lijst van reeksen (van elkaar gescheiden met een en-teken), die alle uit een besturingssysteem, venstersysteem en architectuur bestaan. Als u geen configuratie opgeeft, wordt de platformonafhankelijke configuratie gebouwd. Voorbeeld: configs = win32, win32, x86 & linux, gtk, ppc |
baseLocation |
De locatie van de Eclipse-doelinstallatie. In de standaardsjabloon is de waarde van deze eigenschap ${base}/eclipse. (Zie de eigenschap base hieronder.) Deze directory moet de subdirectory's plugins/ en features/ bevatten, waarin de binaire plugins en features zijn opgeslagen. |
baseos |
Het besturingssysteem van de Eclipse-installatie die voor baseLocation is opgegeven. |
basews |
Het venstersysteem van de Eclipse-installatie die voor baseLocation is opgegeven. |
basearch |
De architectuur van de Eclipse-installatie die voor baseLocation is opgegeven. |
pluginPath |
Een lijst van locaties met aanvullende plugins en features. Het scheidingsteken is het scheidingsteken van het platform. |
skipBase |
Als u deze eigenschap instelt, wordt automatisch een basis-Eclipse gedownload die als doel fungeert. |
base |
De locatie waarnaar de basis-Eclipse wordt gedownload. Deze locatie moet de bovenliggende map zijn van baseLocation, zodat baseLocation = ${base}/eclipse. |
eclipseURL |
De URL voor de Eclipse-downloadsite. |
eclipseBuildId |
Het build-ID van de Eclipse die moet worden gedownload. |
eclipseBaseURL |
De URL van het ZIP-bestand dat moet worden gedownload. In de standaardsjabloon is de waarde:
eclipseBaseURL = ${eclipseURL}/eclipse-platform-${eclipseBuildId}-win32.zip |
runPackager |
Stel deze eigenschap in als de packager moet worden uitgevoerd. Gebruik deze eigenschap wanneer buildresultaten binaire features en plugins moeten bevatten die van de locatie uit baseLocation komen. |
product
|
Het productconfiguratiebestand. Stel deze eigenschap in wanneer u een product bouwt. Deze eigenschap bepaalt de stijl van de buildresultaten. |
archiveNamePrefix |
Het prefix van de naam van de definitieve archiefbestanden. Gebruik deze eigenschap in allElements.xml wanneer u de archiefnaam per configuratie instelt. De standaardwaarde is ${buildId}. |
archivePrefix |
De naam van de archiefhoofdmap ("eclipse" voor Eclipse-builds). |
buildType | Het type build, normaal gesproken iets als I, N, M enzovoort. |
buildLabel | Het label voor de build. In de standaardsjabloon is de waarde ${buildType}.${buildId}. |
collectingFolder |
De map waarin de builduitvoer wordt verzameld. In de standaardsjabloon is de waarde ${archivePrefix}. |
groupConfigurations |
Geeft aan of alle configuraties in één archiefbestand moeten worden gegroepeerd. |
archivesFormat |
De archiefindeling voor de verschillende configuraties die worden gebouwd. De waarde van deze eigenschap is een door en-tekens (&) gescheiden lijst van configuraties met een archiefindeling. Gebruik een streepje (-) voor de indelingen. Voorbeeld: archivesFormat = win32, win32, x86 - antzip & linux, gtk, ppc - tar |
OutputUpdateJars |
Als u deze eigenschap instelt, worden plugins en features in JAR-indeling gegenereerd voor een updatesite. |
zipArgs |
Argumenten die aan het uitvoerbare bestand moeten worden doorgegeven als de archiefindeling zip is. |
tarArgs |
Argumenten die aan het uitvoerbare bestand moeten worden doorgegeven als de archiefindeling tar is. |
generateJnlp |
Stel deze eigenschap in op true om JNLP-manifesten te genereren voor JAR-archieven. |
jnlp.codebase |
De site-URL. Gebruik een URL die als begin-URL van alle relatieve-URL's in de uitvoer moet worden gebruikt. |
jnlp.j2se |
De J2SE-versie. |
signJars |
Stel deze eigenschap in op true om JAR-bestanden voor features en plugins te ondertekenen. |
sign.alias |
De alias die aan de Ant-taak signJar moet worden doorgegeven. |
sign.keystore |
De sleutels die aan de Ant-taak signJar moeten worden doorgegeven. |
sign.storepass |
De storepass die aan de Ant-taak signJar moet worden doorgegeven. |
forceContextQualifier |
De waarde van deze eigenschap wordt gebruikt bij het vervangen van kwalificaties in plugin- en featureversies. Als u de eigenschap instelt, wordt deze gehanteerd in plaats van de toewijzingsbestanden of de tijdsaanduiding. |
generateFeatureVersionSuffix |
Stel deze eigenschap in op true om suffixen van featureversies te genereren. |
generateVersionsLists |
Stel deze eigenschap in op true om eigenschappenbestanden te genereren met de definitieve versienummers van de features en plugins die worden gebouwd. Zo worden de bestanden finalFeaturesVersions.properties en
finalPluginsVersions.properties gemaakt in de builderdirectory. |
skipMaps |
Als u deze eigenschap instelt, worden er geen toewijzingsbestanden opgehaald uit CVS. |
mapsRepo |
De CVS-repository waaruit toewijzingsbestanden moeten worden opgehaald. Voorbeeld: :pserver:anoniem@voorbeeld.com/path/to/repo |
mapsRoot |
Het pad in de CVS-repository naar de directory met de toewijzingsbestanden. |
mapsCheckoutTag |
De CVS-tag voor het uitchecken van de toewijzingsbestanden. |
tagMaps |
Stel deze optie in op true om de toewijzingsbestanden van een code te voorzien nadat ze zijn opgehaald. |
mapsTagTag |
De tag die aan opgehaalde toewijzingsbestanden moet worden toegewezen. |
skipFetch |
Stel deze eigenschap in op true om het ophalen volledig over te slaan. |
fetchTag |
De tag voor het ophalen van features en plugins uit CVS. Deze eigenschap vervangt de waarden uit de toewijzingsbestanden. |
logExtension |
De extensie van het gegenereerde logboekbestand. Deze eigenschap is alleen van toepassing wanneer u het standaardcompileerprogramma van JDT gebruikt. De standaardwaarde is ".log". |
javacDebugInfo |
Geeft aan of foutopsporingsgegevens in de JAR-uitvoerbestanden moeten worden opgenomen. Deze instelling wordt doorgegeven aan de Ant-taak javac. Als u deze eigenschap niet instelt, is "on" de standaardwaarde. |
javacFailOnError |
Geeft aan of de build als mislukt moet worden beschouwd wanneer er compilatiefouten optreden. Deze instelling wordt doorgegeven aan de Ant-taak javac. Als u deze eigenschap niet instelt, is "true" de standaardwaarde. |
javacVerbose |
Geeft aan of het compileerprogramma uitgebreide gegevens moet genereren. Deze instelling wordt doorgegeven aan de Ant-taak javac. Als u deze eigenschap niet instelt, is "false" de standaardwaarde. |
compilerArg |
Specifieke argumenten die rechtstreeks aan het compileerprogramma moeten worden doorgegeven. |
javacSource |
Het compatibiliteitsniveau dat voor Java-broncode
moet worden gebruikt wanneer voor een plugin geen instellingen zijn opgegeven. Als u deze eigenschap niet instelt, is "1.3" de standaardwaarde. |
javacTarget |
Het compatibiliteitsniveau dat voor doelklassenbestanden moet worden gebruikt wanneer voor een plugin geen instellingen zijn
opgegeven. Als u deze eigenschap niet instelt, is "1.2" de standaardwaarde. |
bootclasspath |
Het opstartklassenpad dat moet worden gebruikt wanneer voor een plugin geen afzonderlijke instellingen zijn opgegeven. Dit is een lijst van JAR-bestanden, die van elkaar zijn gescheiden met het scheidingsteken van het platform. Als u deze eigenschap niet instelt, wordt de bestandsset gebruikt die overeenkomt met ${java.home}/jre/lib/*.jar. |
<Verwerkingsomgeving> |
Stel eigenschappen in voor elke JRE waarmee kan worden gebouwd. Deze eigenschappen worden vergeleken met verwerkingsomgevingen die voor afzonderlijke bundels zijn opgegeven. De waarden moeten overeenkomen met de JAR-bestanden waarmee moet worden gecompileerd in de betreffende verwerkingsomgeving. Zie Compilatie-omgeving besturen. |