Programma's starten

U kunt het platform met foutopsporingsplugins zó uitbreiden met uw plugin dat uw specifieke type programma vanuit de workbench kan worden gestart, waarbij zo nodig invoer van de gebruiker wordt verkregen. Een uniek type programma dat in het platform kan worden gestart wordt een startconfiguratietype genoemd. Om het configuratietype te beschrijven wordt de klasse ILaunchConfiguration gebruikt. Een startconfiguratie bevat een set met benoemde kenmerken die kunnen worden gebruikt voor de opslag van specifieke gegevens voor een bepaald soort startprogramma.

Voor elk startconfiguratietype zijn er verschillende werkstanden waarin de configuratie kan worden gestart. Het platform voorziet in werkstanden voor het uitvoeren van, opsporen van fouten in, of profileren van een programma dat is gedefinieerd in een bepaalde configuratie. Het staat u vrij om in plugins alle of een of meer van deze startwerkstanden voor de bijbehorende startconfiguratie te implementeren, of om nieuwe startwerkstanden voor een startconfiguratie te definiëren.

Als u in plugins aanvullende typen startprogramma's wilt aanleveren, geeft u een ILaunchConfigurationDelegate (of ILaunchConfigurationDelegate2) op waarmee een programma van het verwachte type kan worden gestart in de gewenste werkstand voor de startconfiguratie. Als het programma eenmaal is gestart, wordt de gestarte sessie aangegeven met een ILaunch-object. Dit object kan worden opgevraagd om informatie te verkrijgen over actieve processen, foutopsporingssessies en broncodelocaties. Een launch-object 'weet' ook welke configuratie is gebruikt voor de aanmaak ervan. 

Gebruikers kunnen interactief werken met een startconfiguratiedialoogvenster om de parameters voor verschillende soorten startconfiguraties in te stellen. U kunt deze configuraties opslaan als lokaal bestand in het werkgebied of als bestand dat beschikbaar wordt gesteld voor gemeenschappelijk gebruik door andere gebruikers.