Toepassingen

org.eclipse.core.runtime.applications

Platformruntime ondersteunt plugins waarmee hoofdingangspunten moeten worden gedeclareerd. Dat houdt in dat programma's die moeten worden uitgevoerd met behulp van de platformruntime maar toch alle uitvoeringsaspecten zelfstandig bepalen, zichzelf kunnen declareren als een toepassing. Gedeclareerde toepassingen kunnen rechtstreeks vanuit het hoofdplatformstartprogramma worden uitgevoerd door het argument -application op te geven. Hierbij is de parameter het ID van een extensie die wordt aangeleverd aan het extensiepunt voor toepassingen dat in dit document wordt beschreven. Deze toepassing wordt geïnstantieerd en uitgevoerd door het platform. Platformclients kunnen het platform ook gebruiken om toepassingen op te zoeken en uit te voeren.

<!ELEMENT extension (application)>

<!ATTLIST extension

point CDATA #REQUIRED

id    CDATA #REQUIRED

name  CDATA #IMPLIED>


<!ELEMENT application (run?)>



<!ELEMENT run (parameter*)>

<!ATTLIST run

class CDATA #REQUIRED>


<!ELEMENT parameter EMPTY>

<!ATTLIST parameter

name  CDATA #REQUIRED

value CDATA #REQUIRED>


Dit is een voorbeeld van de extensie applications:

   

<extension id=

"coolApplication"

point=

"org.eclipse.core.runtime.applications"

>

<application>

<run class=

"com.xyz.applications.Cool"

>

<parameter name=

"optimize"

value=

"true"

/>

</run>

</application>

</extension>

De waarde van het kenmerk class moet een implementor van org.eclipse.core.runtime.IPlatformRunnable aanduiden.

Het platform wordt geleverd met een aantal toepassingen, waaronder de platformworkbench zelf.