Als de workbench wordt gestart, ziet u eerst een dialoogvenster waarin u kunt selecteren waar het werkgebied zich moet bevinden. Het werkgebied is de directory waar uw werk wordt opgeslagen. Klik nu eerst op OK om de standaardlocatie te kiezen. (U kunt ook het selectievakje inschakelen om te voorkomen dat deze vraag opnieuw wordt gesteld).
Nadat de locatie van het werkgebied is gekozen, wordt er een workbenchvenster afgebeeld. Een workbenchvenster biedt een of meer perspectieven. Een perspectief bevat editors en views, zoals de Navigator. U kunt verschillende workbenchvensters gelijktijdig openen. Oorspronkelijk wordt in het eerste workbenchvenster dat wordt geopend het perspectief Java afgebeeld en is alleen de view Welkom zichtbaar. Klik op de pijl met het label Workbench in de view Welkom om de andere views in het perspectief zichtbaar te maken.
(U kunt de view Welkom elk moment terughalen door
Help > Welkom te selecteren.)
Er verschijnt een snelkoppelingsbalk in de rechterbovenhoek van het venster. Hiermee kunt u de nieuwe perspectieven openen en tussen de open perspectieven heen en weer schakelen. De naam van het perspectief wordt afgebeeld in de titel van het venster en het item in de snelkoppelingsbalk is geselecteerd.
In de titelbalk van het workbenchvenster wordt aangegeven welk perspectief actief is.
In dit voorbeeld wordt het perspectief Resource gebruikt. De views Navigator, Taken en Overzicht zijn samen met een editor geopend.