In dit venster kunt u de traceerfuncties van de console afbeelden en beheren. Deze functies bepalen welke traceergegevens er worden weggeschreven naar de traceerbuffer in het geheugen, en of de traceerbuffer moet worden weggeschreven naar een bestand (IQZDTRAC.TRM).
Het traceer-PID (Proces-ID) 0 geeft aan dat deze traceersjabloon van toepassing is op alle actieve processen. Een traceer-PID dat niet 0 is (hex), geeft aan dat deze traceersjabloon alleen moet worden toegepast op het opgegeven proces.
Het traceer-TID (thread-ID) 0 geeft aan dat deze traceersjabloon van toepassing is op alle threads in de processen. Een traceer-TID dat niet 0 is (hex), geeft aan dat deze traceersjabloon alleen moet worden toegepast op de opgegeven thread.
Als u alle gegevens die beginnen met het patroon "XOCI" wilt traceren, geeft u de volgende sjabloonopties op:
Sjabloon T F D L ---------------------------- XOCI* + + + +
Als u alle traceergegevens van het type "T" wilt traceren, behalve de gegevens die beginnen met het patroon "XOCI", geeft u de volgende sjabloonopties op:
Sjabloon T F D L ---------------------------- XOCI* - * +
Als u alle traceergegevens van het type "T" en alle gegevens die beginnen met het patroon "XOCI" wilt traceren, geeft u de volgende sjabloonopties op:
Sjabloon T F D L ---------------------------- XOCI* + + + + * +
Voor de volgende onderdelen van het venster is meer informatie beschikbaar:
Wegschrijven naar bestand
Max. bestandsgrootte (kB)
Tracering van geheugenaanroepen toestaan
Sjabloon
Toepassen
Standaardwaarden
Annuleren
Help